www.doorbraak.be – door Pieter Jan Verstraete .

Van een conflict met de bezetter was geen sprake

Een van de hiaten in de geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog in ons land vormt het optreden van het Belgisch gerecht onder de Duitse bezetting. Hier en daar was er al over gepubliceerd maar een diepgaand onderzoek was nog niet gebeurd. Deze leemte werd nu door Jan Julia Zurné, historica en medewerkster van het Soma, opgevuld. In de zomer van 1940 koos de rechterlijke macht ervoor om een beleid van het minste kwaad te voeren. In de eerste plaats werd gekozen voor de instandhouding van de eigen instelling en het vrijwaren van de onafhankelijkheid. Van een conflict met de bezetter was geen sprake.

Tussen twee vuren

Verzet

Dat veranderde echter naarmate de bezetting langer duurde. Vooral na de Duitse inval in de Sovjet-Unie in juni 1941 werd de samenwerking tussen justitie en bezetter op de proef gesteld. Het (vooral communistisch) verzet nam immers toe. Justitie en politie werden geconfronteerd met vragen als : waar ligt de grens tussen samenwerken met de bezetter en diens beleid uitvoeren ? En wiens belangen werden er nu behartigd bij het handhaven van de openbare orde ? Het boek dat we thans bespreken, behandelt het belangrijkste conflictpunt tussen de Belgische rechterlijke macht en de Duitse bezettingsautoriteiten. Met name het toenemende verzetsgeweld. Het verzet op straat nam vanaf de zomer van 1942 ernstig toe. In Brussel noteerde men 255 politieke aanslagen tegen collaborateurs en Duitsers in totaal. Dat was vanaf maart 1943 gemiddeld één per dag.

Gezien over de gehele bezetting komen we luidens Zurné, tot volgende vaststelling. Tijdens de eerste fase, van het begin van de bezetting tot het najaar van 1942, ontwikkelde het probleem zich langzaamaan. Met de opkomst van gewelddadige aanslagen op collaborateurs ontstond een steeds groeiend conflict tussen de bezettingsmacht en de magistratuur. Tijdens de tweede fase, najaar 1942 tot zomer 1943, kwam dit conflict volop tot uitbarsting en zochten de magistraten naar een voor hen praktische oplossing. Tijdens de laatste fase, tot aan de bevrijding, namen de magistraten een steeds passievere rol aan. Ze verleenden nauwelijks nog steun aan het opsporen van door het verzet gepleegde aanslagen of diefstallen. De Duitsers samen met hun collaborateurs waren thans de belangrijkste bestrijders van terrorisme en banditisme. De rechterlijke macht daarentegen hielp het verzet waar ze enigszins kon en het binnen hun macht lag. Uitzonderingen niet te na gesproken. Het conflict tussen magistraten en Duitsers kende thans een hoogtepunt. Diverse rechters werden uit hun functie ontheven en/of gevangen gezet en naar concentratiekampen gedeporteerd. Heel wat rechters weigerden nog informatie over politieke aanslagen aan de Duitsers door te geven. Of ze veroordeelden de verzetslui tot minimale straffen en probeerden zodoende de bezetter voor voldongen feiten te stellen. Op de duur pikten deze dat niet meer en eisten ze de uitlevering van de arrestanten of kwamen ze zelf ter plekke.

Nationaal-Socialistische Beweging (NL)

Brussel

Het tweede van haar uit drie ruime hoofdstukken bestaande Tussen twee vuren (niet te verwarren met het gelijknamige boek van Louis de Lentdecker dat in 1985 verscheen) is geheel aan het gerecht en het verzetsgeweld in Brussel gewijd. Meer dan een derde van de verzetsaanslagen vond immers in de hoofdstad plaats. In dit hoofdstuk geeft auteur tal van voorbeelden over de oplopende spanningen tussen gerecht en bezetter, en over de samenwerking tussen parket en verzet. Tussen de leden van de gerechtelijke politie zaten er heel wat lui die hand- en spandiensten aan de weerstand verleenden. Dat leidde niet alleen binnen het gerechtelijke apparaat tot onderlinge spanningen maar ook met de Duitsers. Deze hadden immers hun eigen informanten binnen justitie. In dat alles behield het gerecht toch een zekere mate van bewegingsvrijheid. Het verzet binnen justitie bestond uit bijvoorbeeld het laten verdwijnen van steekkaarten, dossiers, wapens en ander belastend bewijsmateriaal; door gezochte personen te waarschuwen; door gevangenen die dreigden aan de Duitsers uitgeleverd te worden, vrij te laten met een geldboete als straf … Dat alles tot grote woede van de Duitsers maar die door een tekort aan eigen personeel vaak machteloos stonden.

Van de 184 dossiers van politieke aanslagen die door Jan Julia Zurné onderzocht werden, werd driekwart van de zaken zonder gevolg geklasseerd of buiten vervolging gesteld. Aan het resterende kwart werd dikwijls ook geen gevolg gegeven. Het hoeft ons dan ook niet te verbazen, aldus Zurné, dat de Nieuwe Orde-leden hoegenaamd geen vertrouwen in het Belgische gerecht hadden. Na de bevrijding werd tegen 68 magistraten en leden van het gerechtelijk personeel een onderzoek ingesteld. Hiervan werden 45 personen wegens collaboratie uit hun functie ontheven, negen kregen een andere sanctie opgelegd, en veertien mensen gingen vrijuit. Minder dan 8,5 tot 10 % van de magistraten werd door de zuiveringscommissie onderzocht en minder dan 5,6 tot 7 % is ontslagen. Een aanzienlijk hoger percentage dan na de Eerste Wereldoorlog toen 2% tot 4 % van de magistraten door zuiveringsmaatregelen werden getroffen. Toch zijn deze cijfers aanzienlijk lager dan in onze twee buurlanden Frankrijk en Nederland. In de Belgische magistratuur bleven vele potjes dicht. Ons kent ons, luidde het. Een heel interessante studie over een enigszins moeilijk onderwerp dat toch vlot leest. Bevat eindnoten (meer dan 700 !), bibliografie en register.

Foto’s (c) Gazet van Hove.