Ik kan niet in het hoofd of het hart van Theo Francken kijken. Dat klinkt vanzelfsprekend, maar tegenwoordig geloven de meeste Wetstraatwatchers oprecht dat ze de gedachten van de staatssecretaris kunnen lezen. Ik weet dus niet of het waar is wat iedereen schrijft : dat Francken met zijn krasse woorden alleen maar (ex-)VB-kiezers aan zich wil binden. Maar ik hoop dat het níet waar is. Het klinkt zo … ambitieloos.
Het is banaal en kortzichtig om gewoon wat kiezers achterna te lopen. Elke week opnieuw verbaal chargeren om het relletje du jour te winnen is niet bepaald een geniale strategie. Je zou hopen dat al die franke taal past in een Groter Plan, met grotere ambities. Bijvoorbeeld : het streven naar een structurele verruiming van het publieke debat. Consequent tegen de grenzen aanlopen om die grenzen geruisloos maar genadeloos te verleggen.

Ça bouge!

De grenzen zijn natuurlijk al vér verlegd. De rechterzijde zeurt als vanouds over ‘het carcan van het politiek correcte denken’, maar in werkelijkheid kan en mag je vandaag veel meer zeggen dan enkele jaren geleden. Er is wel degelijk meer ruimte gekomen voor (harde) kritiek op migratie en multicultuur. Wat eergisteren radicale gekkenpraat was, is vandaag een legitiem standpunt ergens in het centrum van het publieke debat.

Er zijn nog heilige huisjes, maar er zijn er ook al veel gesloopt. Denk bijvoorbeeld aan de kritiek op de ngo’s, die niet zo gek lang geleden untouchable waren. Het is nu mogelijk geworden om te wijzen op de nefaste rol van sommige ngo’s en de activistische agenda van andere organisaties. Hun aureool van vermeende heiligheid is voorgoed verdwenen. Het duurt soms maar enkele maanden om de bakens te verzetten.

Telkens Theo Francken een beetje over de schreef gaat, dan komt de schreef altijd wat verder te liggen. Er is natuurlijk elke keer ophef – een deel oprechte verontwaardiging van progressieven die niet weten wat hen overkomt, een deel politieke berekening van electorale concurrenten die zich willen profileren – maar het nettoresultaat van elke Theo-rel is dat er meer marge en ademruimte komt voor de rechterzijde. Dat werd tijd.

Strijd om overheersing

Nu valt de naam Antonio Gramsci. Deze marxist werd in 1926 door de Italiaanse fascisten opgesloten en schreef in de cel zijn Gevangenisgeschriften, die de politieke theorie beïnvloeden tot op vandaag. Volgens Gramsci kan je maar politiek succesvol zijn als je erin slaagt om de perceptie van de werkelijkheid te bepalen. Je moet vat krijgen op de normen van de samenleving. Je moet streven naar de verovering van culturele hegemonie.

‘Culturele hegemonie’ kan je ook illustreren door te wijzen op de standpunten die taboe zijn. Het is in het Vlaanderen van 2017 bijvoorbeeld bijna onmogelijk geworden om tegen abortus te zijn, omdat het onderwerp nu cultureel gecatalogiseerd is als een kwestie van vrouwelijke zelfbeschikking. Meer recent zie je iets soortgelijks in het onderwerp van transgenderseksualiteit : verboden vragen bij te stellen, want ‘vrijheid blijheid’ en ‘zelfbeschikking’.

Geen enkel kamp is er echter in geslaagd een volledige ‘culturele hegemonie’ te vestigen. Je zou kunnen zeggen dat de rechterzijde enige hegemonie heeft gevestigd in het economische debat, waar het jarenlang onmogelijk was om fundamentele bezwaren te uiten tegen het ongebreidelde kapitalisme. Daar komt nu stilaan verandering in. De linkerzijde was lang cultureel dominant in maatschappelijke vraagstukken. En ook daar komt nu verandering in.

Gramsciaanse guerilla

Als de geest van Gramsci nog ergens aanwezig is in politiek Vlaanderen, dan wel bij de N-VA. Meer dan welke andere politieke partij ook, lijkt de N-VA oog te hebben voor het belang van agendasetting en controle over het publieke debat. Soms lijkt het alsof alleen de N-VA, en in mindere mate PVDA, actief nadenkt over de ‘hearts and minds’ van mensen. Meer bepaald : hoe je kan sturen waar die harten en geesten naar uitgaan.

Het is geen toeval dat de vete tussen de N-VA en (veel) journalisten zo intens en bitter is. Beter dan wie dan ook, voelt iemand als Bart De Wever aan welke cruciale rol de (massa)media kunnen spelen bij de afbakening van het publieke debat. Dat verklaart de enorme frustratie bij de N-VA voor de vijandigheid van (veel) journalisten. Dat verklaart ook waarom de N-VA zoveel investeert in nieuwe media : via een medium als Facebook kan de partij rechtstreeks invloed uitoefenen op het brede publiek.

De N-VA heeft natuurlijk vele andere invloeden. Zo ontwaar je zeker bij De Wever zelf ook het denken van Miroslav Hroch, de Tsjechische theoreticus van het nationalisme. Hroch is vooral bekend van zijn driefasenmodel, waarin een nationalistische voorhoede het eigen politieke project moet vertalen in meer algemene termen, die een breder publiek kunnen aanspreken. Een succesvolle strategie heeft altijd vele vaders, maar minstens een paar mensen bij de N-VA hebben ook hun Gramsci goed gelezen.

Kansen en bedreigingen

Terug naar Theo Francken. Misschien is zijn brutale parler vrai een doordachte strategie om de bandbreedte van het publieke debat in Vlaanderen langzaam op te rekken. Dat zou niet slecht zijn. Hegemonie moet altijd uitgedaagd worden. Zoals het goed is dat er sinds de bankencrisis meer ruimte is voor kritiek op de vrije markt, zo is het ook goed dat er sinds de asielcrisis meer ruimte komt voor kritiek op de vrije doortocht van illegalen.

Francken moet wel een beetje op gaan passen. Hij heeft zichzelf een verschroeiend ritme opgelegd : elke week een beetje meer provoceren. Het wordt moeilijk om dit nog twee jaar vol te houden. Zeker als je, zoals Theo Francken, af en toe uit de bocht gaat. Niemand heeft bijvoorbeeld baat bij een harde sneer aan het adres van een jonge allochtone schrijfster. Zelfs als zo een Aya Sabi een paar domme dingen zegt en wat naïef uit de hoek komt : dan nog mag een regeringslid haar niet persoonlijk intimideren.

Het publieke debat heeft altijd grenzen. Je moet die grenzen in vraag kunnen stellen en waar nodig ook verleggen. Maar dat betekent niet dat er geen grenzen meer zijn.

Foto’s (c) Gazet van Hove.