De epiloog doet het boek boven de middelmaat uitstijgen.

Door Harry De Paepe – www.doorbraak.be .

Johan Op de Beeck ontpopte zich de voorbije jaren als een boeiende schrijver die zich vooral focust op het begin van de 19de eeuw. De overtuigde bonapartist, dat steekt hij niet onder stoelen of banken, werpt nu zijn licht over het jaar 1830. Terwijl iedereen de mond vol heeft over de eenmaking der Nederlanden, zo’n 200 jaar geleden, schrijft hij over de splitsing ervan in Het Verlies van België.

Louis de Potter

Een ode aan Louis de Potter

Het boek leest vlot en is enigszins kritisch. Kritisch ten overstaan van de Belgische revolutionairen en de Nederlandse koning. Interessant aan zijn werkstuk is dat hij zich focust op de vergeten architect van de onafhankelijkheid : Louis de Potter. Toegegeven, een opmerkelijke figuur met opvallend vooruitstrevende ideeën voor zijn tijd. Op de Beeck geeft de man, die streefde naar een republiek met onder meer algemeen stemrecht, het eerherstel dat hij verdient. Maar de Potter werd omwille van zijn radicale gedachtegoed na 1830, wat zeg ik, nog in 1830 onder de mat geveegd. Het nieuwe bestuur van het bevrijde België had niets van doen met de democratische principes van de verfranste Bruggeling. In 1839 laat dit verbrande icoon van de Belgische onafhankelijkheid zich bitter ontvallen : ‘Het is een groot en onherstelbaar ongeluk geweest voor België. Niet dat het bevrijd werd van de Hollandse onderdrukking, maar dat het afgescheurd werd van een groter geheel, een sterke natie die wel degelijk onafhankelijk had kunnen genoemd worden. Nu is dit land gereduceerd tot een nulliteit.’

Daarmee geeft de revolutionair de gevoelens weer van menig observator achteraf. Ook Op de Beeck zelf : ‘Nu, bijna tweehonderd jaar later, vinden we het niet eens zo’n dom idee. Een sterke Belgische-Nederlandse natie, waarom niet ?‘ De auteur voegt er wel meteen aan toe : ‘Maar toen lag het even anders natuurlijk.’

Willem 9

 

Onrecht aan Willem I en Van Maanen

Hoe genuanceerd en uitgebreid Op de Beeck omgaat met de Potter, zo gaat hij soms wat uit de bocht als het over koning Willem of zijn rechterhand Cornelis Felix van Maanen gaat. Willem I noemt hij, wat mij betreft correct, een ’tragische vorst’. Oranjehistoricus Jan Kikkert schreef over Willem I : ‘Willem was geen koning die zich gedroeg als een gewoon mens. Willem was een gewoon mens, voor wie het koningschap eerder een beroep dan een roeping was.’

In het Verlies van België wordt Willems beklag aan het adres van het Belgische Monsterverbond van liberalen en katholieken geciteerd : ‘Heeft België heimwee naar het Franse bestuur en de dienstplicht ? Was men beter af toen alle overheidsfuncties aan Fransen toebedeeld werden ? Toen alles in Parijs werd beslist ? En toch deed men toen niet aan petities, spuide men geen gif in de kranten en bewaarde men de rust. Toen had men respect voor de macht…omdat men haar vreesde.’ De auteur, zelf ooit journalist, hamert erop dat het bewind repressief optrad tegen de nochtans volgens de grondwet vrije pers.  Een interessante nuancering van dat strenge beleid zijn cijfers uit die periode. In de jaren 1820 waren er bijna 30 kranten in de Zuidelijke Nederlanden. In het hele koninkrijk ongeveer 60.000 krantenabonnees, één procent van de bevolking. Voor die tijd is dat aanzienlijk, het cijfer is immers vier keer meer dan in Frankrijk toen en zelfs acht keer meer dan in het Verenigd Koninkrijk. Daarbij waren de meeste kranten in de handen van de oppositie. Dat vermeldt de auteur niet. De strijd voor de persvrijheid werd even vals gespeeld als de strijd ertegen, door de overheid langs juridische weg. Dat men analfabeten petities deed ondertekenen, of om het met de eminente Nederlandse historicus Ernst Kossmann te zeggen : ‘van december 1829 tot februari 1830 maakten meer dan 350.000 mensen, vooral Vlaamse plattelanders, door hun handtekening of – als in duizenden gevallen – door alleen maar een kruisje onder de petities te zetten, duidelijk dat zij voorstanders waren van de vrijheid van een pers die zij niet lazen, van een onderwijs dat zij niet volgden en van een taal die zij niet verstonden.’

Willem I a
Willem I

Van Maanen was meer dan alleen maar een onderdrukker van de pers. Hij mag toch erkend worden als een belangrijke oorzaak waarom we vandaag een eigen Standaardtaal hanteren waarin we allemaal publiceren : ‘Taalvrijheid in de Vlaamse provincies kan niet toegestaan worden. Zij zou alleen tot de grootste verwarring aanleiding geven, maar aller nadeligst zijn voor de Nederlandse staat. Zij zou noch min of noch meer dan de heerschappij van het Frans betekenen’, scheef de minister in 1829. De verdere geschiedenis van België geeft hem gelijk. Het Koninkrijk der Nederlanden was uiteindelijk ook opgericht als een ‘schildwacht op het continent’ tegen Frankrijk en – in de woorden van Jan en Annie Romein – met als doel ‘de francisering van de monden van Schelde, Maas en Rijn’ tegen te gaan.

VK der Nederlanden

Een wreed accident

Op de Beeck geeft zelf regelmatig aan dat de hongerige en werkloze massa – aan de basis van de opstand lagen vooral sociaal-economische problemen – voor de kar werd gespannen van Fransgezinde leiders als Alexandre Gendebien en Syvain van de Weyer. Men bood het Belgische presidentschap aan de oude rot van de Franse Revolutie generaal Lafayette aan, en offreerde de troon der Belgen aan de zoon van de Franse Burgerkoning Louis-Philippe, Louis.

Johan Op de Beeck observeert : ‘Er bestond geen “Belgisch volk”. 1830 was het werk van mensen en van klassen met zeer uiteenlopende belangen en wereldvisies, waarvan een aantal het gehaald hebben en andere een snelle begrafenis is bezorgd.’

De man die uiteindelijk koning der Belgen werd, Leopold, scheef 29 jaar na zijn troonsbestijging aan zijn kabinetschef : ‘België heeft geen nationaliteit en, gezien het karakter van zijn inwoners, kan het er ook nooit een hebben. In feite heeft België geen politieke reden van bestaan.’
Jammer dat dit citaat niet in het boek staat.

nederlandse-taal-verbindt

Een pamflet als epiloog

De epiloog van het boek is op zich een pamflet in de geest van Louis de Potter. Wat mij betreft zijn dit de beste bladzijden van het hele boek en doen zij het werk boven de middelmaat uitstijgen. Blijkbaar schreef Op de Beeck deze dertien pagina’s in de nasleep van de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo : ‘Het leek die dag alsof we allemaal waarden hebben die ons uniek, gepriviligeerd en beschaafd maken.‘ Hij trekt de Belgische onafhankelijkheid los uit zijn bestofte belgicisme en plaatst het in het daglicht van de liberale grondwet die het aan ons land schonk : ‘We dienen ons echter wel af te vragen of velen van onze medeburgers nog wel enig besef hebben van de betekenis van concepten als vrijheid, vrije meningsuiting en scheiding van kerk en staat. Dit zijn de fundamenten van onze samenleving.’

Hij is ook streng voor wat men deed na 1830 en noteert dat de bevolking niet veel van die liberale grondwet merkte, ‘de vrijheidsbeginselen kwamen algauw onder druk te staan’. Op langere termijn haalde de grondwet – ‘geen vodje papier’, naar Leo Tindemans – het van de oude politieke vormen en gedachten.

‘Het zijn inderdaad teksten die we vanbuiten zouden moeten kennen en in ons hart moeten dragen, ongeacht de toekomstige staatsvorm waarin België, of zijn gewesten zich zullen bevinden.’

Wat mij betreft verdienen die dertien bladzijde een eigen uitgave.

 

Johan Op de Beeck, Het Verlies van België. De strijd tussen de Nederlandse koning en de Belgische revolutionairen. Uitgeverij Horizon, Schoten, 2015, 464 blz., 29.99 €, ISBN nummer : 9789492159076.

 

Foto’s © Reporters.