Boeken over de Eerste Wereldoorlog verschenen er het voorbije jaar met hopen. Met al die verjaardagen is the Great War een item. Een vriend telde op de Boekenbeurs in november jl. een zeventigtal nieuwe publicaties. Het vergt moed om daartussen met de Tweede Wereldoorlog te durven gaan staan. Historicus en schrijver Pieter Serrien (°1985), leraar geschiedenis aan het Sint-Ritacollege in Kontich en oprichter van Geheugen Collectief blijft zich wentelen in die Tweede Wereldoorlog waarover hij de voorbije jaren twee bestsellers schreef : ‘Tranen over Mortsel’ (2008) en ‘Oorlogsdagen’ (2013). Sinds vorig jaar doet zijn ‘Zo was onze oorlog : Getuigenissen over de Tweede Wereldoorlog in België’ het weer erg goed. Het is opnieuw een verrassend sterk boek, dat zich van de klassieke verhalen over de Tweede Wereldoorlog onderscheidt door zich toe te spitsen op de gewone mens tijdens de oorlog. De oorlog als decor. Precies deze aanpak maakt ‘Zo was onze oorlog’ heel herkenbaar. Serrien toont aan hoe de kleine man of vrouw de speelbal is van het lot, maar dat zijn keuzes soms een verschil kunnen maken.

zo was onze oorlog

Indrukwekkend scholenproject

Net als in vorig werk, het resultaat van een uniek scholenproject, stuurde Serrien, samen met welwillende collega’s uit het onderwijs, een duizendtal jongeren uit het secundair onderwijs op pad, om de generatie van hun grootouders te gaan interviewen over de oorlog in hun jeugd, zeventig jaar geleden. Het resultaat : een achthonderdtal getuigen vertelden over hun persoonlijke ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het zijn meestal indringende en intieme verhalen van gewone mensen in bijzonder ongewone omstandigheden, die je als lezer nauwelijks onberoerd laten. De geloofwaardige uitwerking van al die interviews maakt Zo was onze oorlog tot een rijk verhaal. Dat het boek meer is dan een opeenvolging van veel weinig-opbeurende verhalen is te danken aan de goede motor die Serrien zijn werkstuk meegaf : een bewijs van vakmanschap. In het eerste deel wordt stilgestaan in de periode 1939-1940, voor sommige opa’s of oma’s van vandaag warempel “slechts een ongemakkelijke en rare tijd” (blz. 13).

Het valt meteen op dat de geïnterviewde getuigen meestal veel waarde aan de interviews hechten. Sommigen reageren vreemd: “Ik haat de Duitsers … schrijf dat niet op, hé!” (blz. 19). Volgt een hoofdstuk met attestaties over de Achttien Dagen (de oorlog als soldaat) met als dieptepunt de nederlaag, de krijgsgevangenen, de krijgsgevangenschap. Mei 1940 met de vluchtelingenervaringen komt ruim aan bod, met vanzelfsprekend al het eraan verbonden leed, maar ook met vleugjes vrolijkheid (!) als ‘Joepie! Het is oorlog!’ (blz. 45) en ‘precies vakantie’ (blz. 67).

Alle jonge mannen van 16 tot 35 jaar werden bij de Duitse inval in mei 1940 door de regering opgeroepen als een rekruteringsreserve, die al spoedig de bijnaam ‘de crabs’ kreeg (Centre de Recrutement de l’Armée Belge). De getuigenissen variëren van ‘een warboel’ (blz. 81), ‘fietsenleed in Frankrijk’ (blz. 85), ‘chaos’ en ‘de eerste keer dat ik een Duitser zag’ (blz. 97).

Degrelle wordt ontvangen door Adolf Hitler
Leon Degrelle (l) wordt ontvangen door Adolf Hitler (r)

 Overleven, honger, gevangenschap

Het tweede deel staat stil bij de eigenlijke oorlog 1940-1944 (blz. 103 tot blz. 253) met aandacht voor het overleven in oorlogstijd, de beruchte rantsoeneringszegeltjes (er werden zelfs liedjes over gemaakt), het eten tijdens de oorlog (‘tijdens de oorlog smaakte alles’, blz. 117), de volkstuintjes, de zwarte markt, de onschatbare waarde van alles wat brandbaar was (blz.136), smokkelverhalen …

boek Degrelle

Een apart hoofdstuk kreeg de collaboratie en het verzet, het bekende kamp van Breendonk wordt vooral aan de buitenkant door omwonenden herinnerd (blz.179). Over de Joden in vooral het Antwerpse vindt men schrijnende en ontroerende herinneringen terug (blz. 187-194). Verder waren er de verplichte en vrijwillige tewerkgestelden in Duitsland en hun ervaringen.

Mortsel : 5 april 1943

En bommen. Bommen op Mortsel. Vijf scholen lagen in de nabijheid van de geviseerde Erla-fabriek. Het ergst mogelijke scenario.

Getuigenissen van overlevende arbeiders in de Erla-fabriek, van schoolkinderen, van verpleegsters, van Rode Kruiswerksters, de gevolgen van een van de ergste oorlogsrampen: een nieuwe exodus naar de boerenbuiten, psychologische problemen, overlevende jongens die naar een schoolkolonie in Sint-Katelijne-Waver moesten. Serrien besteedt er (slechts) acht bladzijden aan, beslist geremd door gelijkaardige getuigenissen in zijn eerder verschenen boek Tranen over Mortsel. Double emploi kan men hem niet verwijten.

De begrafenisplechtigheid van de slachtoffers van 5 april 1943 op het Mortselse Gemeenteplein
De begrafenisplechtigheid van de slachtoffers van 5 april 1943 op het Mortselse Gemeenteplein

In het derde deel (1944-1945) komt de geallieerde bevrijding als “de mooiste dagen van mijn leven” (blz. 257), de euforie, maar ook de ‘valse bevrijding’.

Kort daarop begon de repressie “de wraak”, vertelt een Denise en “nooit zoveel geweld op straat” (blz. 273), “kaalgeschoren collaborateurs zijn in ons geheugen gegrift” (blz. 278). Uit de getuigenissen blijkt dat zij opvallend streng zijn voor de daders, en enkele slachtoffers van de repressie vonden de moed om aan de jonge interviewers hun verhaal te doen.

De oorlog lijkt dan voorbij, maar niet voor Serrien en zijn stapels getuigenissen. Er zijn nog de vliegende bommen die voor dood, vernieling en angst zorgen. In Kontich viel een vliegende bom vlak bij Sint-Rita. In Mortsel viel een V1 op 23 februari 1945 op de stalen spoorwegbrug aan de Vredebaan en op 8 maart doodde een V-bom 31 mensen toen die insloeg op het Mortselse Sint-Jozefziekenhuis. Maar vooral het drama op een tjokvolle cinema Rex in Antwerpen met getuigenissen van enkelen die het hadden meegemaakt.

Ten slotte is er nog aandacht voor wat Serrien ‘onze oorlog’ noemt (“Leren roken door de bevrijding” (blz.303), en “Dat is nog van onder de oorlog” blz. 316).

Het boek werd samengesteld op basis van 774 ontmoetingen tussen jonge interviewers uit het secundair onderwijs en getuigen van de Tweede Wereldoorlog. Serrien heeft alle interviews gelezen en geanalyseerd en een keuze moeten maken die het totaal boeiend, leerrijk en soms gedurfd maakt. Alle interviewers worden gelukkig geciteerd zodat de ontgoocheling niet te groot hoeft te zijn bij het niet terugvinden van de getuigenissen van opa en oma, ooms en tantes, familieleden, buren, kennissen.

Het Sint-Ritacollege uit Kontich (waar Serrien leraar is) was vanzelfsprekend de grote slokop. Maar ook Mortsel is goed vertegenwoordigd met het Koninklijk Atheneum Mortsel. Serrien nam de vrijheid ook zijn eigen grootouders aan het woord te laten “aan de hand van hun verhaal en opgebouwd met lang verzwegen flarden.” Het boek is trouwens opgedragen aan zijn grootouders.

militair
Leon Degrelle in uniform van de Waffen SS

 Eerlijk en soms gefascineerd

De vraag kan gesteld worden hoe kritisch deze getuigenissen voor het verleden en meer bepaald de Tweede Wereldoorlog waren of zijn. Geven ze een correct beeld van de feiten ? Eerlijk vonden wij een aantal getuigenissen met een zekere fascinatie voor het spektakel van het oorlogsgeweld. Sommige (getuigenissen) geven zelfs de indruk dat ze esthetisch verleid werden door de kracht en grootheid van oorlogsindrukken. De historicus in Serrien analyseert deskundig de opeenvolgende tijdperken van de oorlog en relativeert in zijn tussenteksten de situaties, er de nadruk op leggend dat de geciteerde getuigen vaak ZELF slechts kinderen of tieners waren toen ze het meemaakten.

Hoe ook, een leerrijke leeservaring, niet alleen voor de hedendaagse jeugd. Niemand zal het boek onberoerd neerleggen. De tientallen foto’s versterken de manier waarop de getuigenissen de oorlog zien.

 

John RIJPENS in ’t Periodiekske .

 

Pieter Serrien , ZO WAS ONZE OORLOG, Getuigenissen over de Tweede Wereldoorlog in België, uitgeverij Manteau, Antwerpen, 2014, 352 blz., 24,99 euro.

 

In de regio verkrijgbaar bij boekhandel “DE BOEKUIL”, Antwerpsestraat 32 in Mortsel.

Foto’s : (C) Reporters.