Franstalige Vlamingen bepaalden Vlaamse identiteit

In Vlaanderen VlaamsUitgeverij Pelckmans gaf een Nederlandstalige versie uit van “La fin de la Flandre belge ?” van Céline Préaux. De Nederlandstalige titel luidt ‘In Vlaanderen Vlaams !. Het boek is gebaseerd op haar ULB-doctoraat waarin ze de Franstaligen in Vlaanderen vergelijkt met de Engelstaligen in Québec. Maar het boek is uitsluitend gewijd aan de studie van de Franstaligen in Vlaanderen, meer bepaald in Antwerpen. De auteur is trouwens bestuurder van het tweetalige studiecentrum Franstaligen in Vlaanderen.

Het boek heeft wetenschappelijke allures, wat niet altijd blijkt uit het buitengewoon hoge aantal voetnoten, maar ook uit de uitgebreide hoofdstukken gewijd aan theorievorming rond minderheden, naties en nationalisme. Het kreunt ook onder een bepaalde wetenschappelijke stijl waarbij onderzoeksvragen geformuleerd en geherformuleerd worden, hoofdstukken samengevat worden en nog eens samengevat, tussentijdse conclusies aaneengeregen worden en nog eens geparafraseerd. Bijgevolg zitten er ontzettend veel herhalingen en overlappingen in. Ondanks de vele voetnoten en bronvermeldingen wordt er zeer weinig geciteerd. De aangehaalde bronnen worden geparafraseerd, waardoor het niet altijd duidelijk is in hoeverre de teneur meer van de hand is van de auteur dan wel van de aangehaalde bron. Er is in zekere mate sprake van een periodisering, de grootste focus ligt op de periode tussen 1930 en de jaren 1960, maar er wordt voortdurend decennia vooruit en achteruit gezoemd wat de leesbaarheid en het begrip van de tekst en context niet altijd bevordert. Zoals het een wetenschappelijke studie betaamt luidt de eindconclusie dat over het onderwerp nog vervolgonderzoek nodig is.

le courrier de gand
Foto : Liberaal Archief, Gent.

Dit gezegd zijnde, is het een best leerrijk boek. Het dompelt de lezer onder in een werkelijkheid die voor het grootste deel tot het verleden behoort, en toch nazindert in het heden. Zeer terecht herinnert Céline Préaux eraan dat het historische nationaliteitenconflict in België niet gaat over Vlaanderen versus Wallonië, maar over Vlaanderen en zijn eigen verfranste elite. De Franstaligen vormden weliswaar een numerieke minderheid in Vlaanderen, maar ze waren een ‘sociologische meerderheid’ omdat ze socio-economisch en politiek de macht en dus ook het lot van de hele gemeenschap in handen hadden. Zolang ze die macht bezaten, bleef de ‘sociale taalgrens’ in Vlaanderen bestaan, en had de Vlaamse beweging de grootste moeite om de bevolking achter haar identiteitsproject te scharen. Tegelijkertijd stond dat identiteitsproject volledig in functie van het antagonisme met het Frans. Op die manier hebben de Franstalige Vlamingen, de ‘franskiljons’ wezenlijk bijgedragen tot de constructie van de Vlaamse identiteit.

Wat ook aan bod komt is de overgang die de Vlaamse beweging heeft gemaakt van het verdedigen van het Nederlands binnen het kader van de Belgische natievorming naar het construeren van een Vlaamse natie. In de ogen van de Vlaamsgezinden moest de erkenning van het Nederlands op voet van gelijkheid met het Frans de Belgische natie versterken. Maar ofschoon er mondjesmaat wetten en taalwetten (en meer bepaald de gelijkheidswet van 1898) komen, leiden die alleen maar tot frustraties.

Volgens Préaux was dit een haast onvermijdelijk gevolg van de specifieke status van de Franstaligen in Vlaanderen : “Ze hebben geen antwoord kunnen geven op de verzuchtingen van de Nederlandstalige massa, doordat ze anders hun status van elite zouden hebben verloren. Ze konden zich niet ‘vernederlandsen’ aangezien hun taalkundige identiteit de enige bron van legitimiteit van hun overheersing was. Terzelfder tijd heeft deze elite, door zich vast te klampen aan de bestendiging van haar model, de aanzet gegeven tot een volksbeweging die streeft naar de vorming van een nieuwe elite, die meer voeling heeft met de noden van de bevolking.”

De Vlaamse beweging beschuldigde de Franstalige elite van verraad jegens het volk waaruit ze voortkwamen. Maar die beschuldiging werd op geen enkel moment begrepen of ernstig genomen en enkel beantwoord met een tegenbeschuldiging dat de Vlamingen aan een minderwaardigheidscomplex zouden lijden.

“In de jaren 1930 begint de Franstalige burgerij in Vlaanderen tegelijk als economische en als ‘politiek coherente machtsfactor’ uit elkaar te vallen. Ze probeert uiterlijke tekenen van rijkdom aan te houden, maar haar greep op de economie van het gewest brokkelt langzaam af. Vanaf dan voelen de Franstaligen hun minderheidspositie in Vlaanderen des te sterker nu ze zich in een politieke context van radicalisering bevinden. Hoe meer hun macht kwijnt, hoe radicaler en geslotener het Vlaamse maatschappelijke project wordt.” Die radicalisering zal leiden tot het volledig uitsluiten van het Frans uit het Vlaamse identiteitsproject. “Wat in oorsprong een afwijzing van de dominante klasse is, wordt een afwijzing van al haar attributen, die stuk voor stuk symbolen van onderdrukking zijn.”

Foto : Liberaal Archief, Gent.
Foto : Liberaal Archief, Gent.

Préaux bestudeerde vele redevoeringen van Antwerpse verkozenen en geschriften van vooraanstaande Vlaamse bewegers. Het zijn vooral Frans Van Cauwelaert en Lode Craeybeckx die veelvuldig aan bod komen. Maar ook Camille Huysmans, Leo Picard, Vanderpoorten en Hugo Schiltz. Ze maakte een literatuurstudie van de Franstalige Antwerpse pers, het katholieke La Métropole en het liberale Le Matin.

In de jaren 1930 zijn er nog stemmen in de Vlaamse beweging die een zeker kosmopolitisme en ruimte voor het Frans verdedigen, maar na de oorlog groeit de consensus dat Vlaanderen eentalig moet worden. Dit weerspiegelt zich in de Franstalige pers die in de jaren 1930 weinig of niet verontrust is door het ‘communautaire debat’, waar de kranten weinig aandacht aan schenken. Zelfs niet als de fundamentele taalwetten worden goedgekeurd. Maar als in de jaren 1960 de marsen op Brussel en de vastlegging van de taalgrens aan de orde geraken, slaat paniek toe.

In de ogen van de Franstalige Antwerpse pers is de taalkwestie een gepolitiseerd probleem, op de agenda gezet door Vlaamsgezinden die uit zijn op eigen Rome. Ze veroordeelt de Nederlandstalige politici in Vlaanderen streng die ze ervan beschuldigt de angsten van het Vlaamse volk te misbruiken om zich te laten gelden als politiek actoren van gewicht op het Vlaamse politieke toneel. Niet één keer stelt ze de verantwoordelijkheid van de Franstaligen in Vlaanderen zelf voor de Vlaamse malaise aan de orde. Ze wijst dus twee schuldigen aan : de Nederlandstaligen in Vlaanderen en de Franstaligen in Brussel en Wallonië. Die zouden de duale samenstelling van de Belgische Gesellschaft hebben miskend en zo de Nederlandstaligen in Vlaanderen tot onverdraagzaamheid op hun grondgebied aangezet hebben.”

Met lede ogen zien de Franstaligen de vernederlandsing om zich heen grijpen. Des te onbegrijpelijker daar ze niet kunnen loskomen van hun ideeën over de superioriteit van de Franse taal : door zich in de eentaligheid op te sluiten beroven de Vlamingen zichzelf van een middel om toegang te krijgen tot een meer verheven cultuur. Het Frans blijven ze overigens zien als dé taal van de Belgische natie. Zichzelf zien ze als de laatste Belgen, in de steek gelaten door Brusselaars en Walen.

Bernard Daelemanswww.meervoud.org

 

Boekvoorstelling in Brussel , mei 2014.

Boekvoorstelling in Brussel , mei 2014.  Boekvoorstelling in Brussel , mei 2014.  Boekvoorstelling in Brussel , mei 2014.  Boekvoorstelling in Brussel , mei 2014.

Céline Préaux. “In Vlaanderen Vlaams ! Het einde van Belgisch Vlaanderen”, uitgeverij Pelckmans, Kalmthout, 2014, 233 blz., ISBN 978 90 289 6904 9.