Hoe Wallonië ten onder ging en onder bleef

waarheen met belgieWallonië was ooit een Europese economische topregio en is na de oorlog ten onder gegaan in de deïndustrialisering. Sindsdien heeft het vele kansen gemist om er bovenop te komen. Het heeft zich in een systeem gesetteld, stelt Luc Hermans.

 

Ontstaan

De jongste jaren komen de scherpste analyses over de blijvende economische crisis in Wallonië van Franstaligen, zoals onder meer in het boek ‘Le second déclin de la Wallonië, En sortir’, door Jean-Yves Huwart, in 1974 geboren in Namen en journalist van Trends-Tendances. Daarin geeft de auteur een ontluisterende analyse, steunend op recente Waalse, Europese en Internationale rapporten en evaluatieverslagen.

en sortir - huwartDe naoorlogse crisis treft Wallonië zeer hard. De topregio uit de negentiende eeuw, langs de horizontale middenas Luik – Charleroi – Bergen, verarmt snel. De Brusselse Haute finance trekt zich terug. Tienduizenden verliezen hun werk. De de-industrialisering zal dat proces versnellen. Tot zover het echte en betreurenswaardig industriële drama dat Wallonië is overkomen. Voor dat onheil valt onze landgenoten in het zuiden niets te verwijten en werd hun reeds van in de jaren 60 en 70 enorme bedragen voor sanering ter beschikking gesteld.

 

Maar dan …

In 1980 is de ergste schok voorbij en krijgt het Waals Gewest de door haar geëiste economische bevoegdheden. Vanaf dan begint de ellende pas echt. Het gaat van kwaad naar erger. Tussen 1986 en 2003 verliest Wallonië bijna 10 % bruto binnenlands product per capita in vergelijking met het Europees gemiddelde, terwijl de werkloosheid tot boven de 18 % stijgt, een record in noordelijk West-Europa.

Na een vergelijking met acht andere regio’s in Europa, met een gelijkaardig industrieel verleden, besluit Huwart : ‘A peu près dans tous les domaines étudies, la Wallonië cumule tous les retards. C’est ce qui rend la Region Wallonne unique’ ( ‘Waarheen met België ?’, 2011)

 

Hoe kwam het zover:

De Waalse auteur, Jean-Yves Huwart, verwerpt het verwijt van de Franstaligen dat Wallonië door de federale staat in de steek zou zijn gelaten. Reeds in 1959 werden de wetten met betrekking tot economische expansie door de regering Eyskens op gang getrokken. Daarna kwam daar bovenop de wafelijzerpolitiek, met gigantische compenserende geldstromen die Wallonië aanwendde voor nutteloze en megalomane werken zonder duurzame werkgelegenheid te creëren. Maar die bracht het ganse land in 1981 wel tot op de rand van het bankroet. Een mechanisme dat maar eerst stopte bij de overdracht van die bevoegdheden in 1988. Vanaf dat ogenblik ging het om de aanwending van die enorme eigen geldmiddelen.

Volgens de auteur werden die in Vlaanderen grosso modo – op enkele uitschuivers na – goed besteed; in Wallonië niet. De Francofone politici beperkten zich uitsluitend tot brandweerwerk in functie van bedrijven in nood, tot het artificieel in stand houden van duizenden jobs waarvan vele sowieso ten dode waren opgeschreven.

Vooreerst werd de overheid als remedie tegen de hoge werkloosheid ingeschakeld. Vandaag nog telt Wallonië 40 % van loontrekkenden in een publieke dienst tegenover 28 % in Vlaanderen. Economisch schadelijk werd de wijze waarop de staat de plaats van de privé ging innemen. Talloze intercommunales werden opgericht. Ze eigenden zich grote economische macht toe, maar werden bevolkt door politiek geparachuteerden zonder de nodige expertise. Dat leidde tot machtsverkaveling en baronieën, cliëntelisme en rijk betaalde mandaten.

Huwart besteedt daaraan een indringend hoofdstuk onder de titel ‘La grande bouffe’, met als eerste ondertitel ‘Comme un pacha dans une intercommunale’ Zo telt Wallonië 130 intercommunales (twee maal zoveel als in Vlaanderen), met in totaal 20.000 ambtenaren en raden van beheer met vaak meer dan 50 bestuursmandaten. De auteur besluit : ‘Les errements ne sont pas le resultat des moeurs dissolues d’un seul bassin geographique. La gouvernance est bien un probleme general Wallone’.

Dit wordt mooi geïllustreerd door het verhaal van Tecteo. Dat is één van die zovele intercommunales die in die tijd met belastinggeld grotendeels uit Vlaamse en Europese subsidiepotten werden opgericht en nu grote sier maken … zelfs tot in West-Vlaanderen toe met zijn greep op Electrawinds. Zo verglijden we traag maar zeker naar een (pseudo) communistische samenleving, onder controle van de Waalse PS en met Vlaams belastinggeld.

 

Waarom geen herstel

Zoals reeds vermeld verkrijgt de Waalse regering bij de derde staatshervorming (1988) uitgebreide economische en corresponderende financiële bevoegdheden. Het Gewest (opgericht in 1980, ministeries in 1983) beschikt voortaan over eigen economische hefbomen, maar wordt de gevangene van het gegroeide systeem. Men zet het beleid van hoofdzakelijk brandweerwerk voort, ‘la politique économique de papa’, ‘docteur Région wallonne’, gefocust op grote industriële groeipolen. Voor de intercommunales en hun equivalenten verandert weinig : ‘Pour elles, le gouvernement wallon n’est qu’un guichet à subsides. Jadis, les baronnies dépiautaient les morceux gras réservés par l’ Etat national à la Wallonnie. Depuis 1988, elles tètent le pis de la Région wallonne.

Er bestaat ook geen gevoel van urgentie : ‘Le chèque de l’ Etat fédérale arrive tous les mois.’ Een veelvuldig gehoorde uitspraak in Franstalig België is : ‘Crise ! Quel crise ?

Bovendien gingen vanaf 1993 voor Henegouwen de Europese subsidiesluizen open. Funest was de voortzetting van de wafelijzerpolitiek, nu dan op subregionaal en lokaal niveau. Dat leidde tot een totale versnippering van subsidies en concurrerende, geldverslindende projecten. De auteur noemt de periode 1991-2000 dan ook ‘la décennie perdue’. Tot 1999 beschikte Wallonië noch over een programma van economisch herstel op lange termijn, noch over de instrumenten daartoe en evenmin over een efficiënt evaluatiesysteem. De auteur is scherp : ‘Les pouvoirs publics ont gaspillé des milliards d’euros d’argent publics en Wallonnies au cours des dernières décennies … Le second déclin etait pourtant évitable. L’ impéritie, l’ aveuglement collectif et le repli sur soi d’une génération de dirigeants wallons ont ruiné deux décennies de tentatives de remise à flot.

We zullen maar ophouden zeker ? Die puinhoop gaat nu nog maar eens met grotendeels Vlaams geld uit de zesde staatshervorming opgeruimd moeten worden.

 

Controle en inspraak van Vlaanderen?

Indachtig het adagio van Milton Friedman dat er niet zoiets bestaat als een gratis lunch, mogen transfers geen blanco cheque zijn. De Vlamingen zouden moeten eisen dat de transfers in de eerste plaats gebruikt worden om ondernemerschap, innovatie en arbeidsethos in Wallonië te stimuleren. De politieke leiders , en vooral van de heersende Parti socialiste, mogen niet langer de werkloosheid beschouwen als hun handelsfonds en ieder persoonlijk initiatief fnuiken. De verstikkende machtsgreep van de partij op de bevolking moet plaats maken voor een economie waar zin om te werken en zin om te ondernemen de absolute prioriteit hebben.

Vlaanderen zou als donorregio dan ook inspraak moeten krijgen over de besteding van die miljarden om het huidig passief beleid te verhinderen. Dat is nu gericht op het uitkeren van sociale vergoedingen en het in stand houden van bedrijven die geen toekomstvooruitzichten meer hebben. Subsidies mogen een regio dus niet in slaap wiegen, zoals de Waalse economen Mignolet, Capron en Pestiau terecht suggereren. Het is de morele taak van de donor om daarop toe te zien.”

 

Commentaar

Het is te vrezen dat dit laatste een droom blijft. Onze landgenoten in het zuiden zullen nooit aanvaarden om onder curatele van Vlamingen te worden geplaatst. Waarom heeft Franstalig België trouwens zulk een diepe afkeer van transparantie ? Met de zesde staatshervorming hebben ze er duidelijk met opzet zulk een ingewikkeld kluwen van gemaakt dat overzicht en controle een onmogelijke opdracht is. Een kat vindt in deze nooit geziene institutionele knoeiboel haar jongen niet terug.

Het is te hopen dat de Franstalige socialistische leiders in het zuiden, zich ooit ten volle bewust worden van de verpletterende verantwoordelijkheid die zij dragen voor de diepe crisis in dit land.

Bron : ‘Waar België voor staat, een toekomstvisie’, 2007, Samengesteld door Geert Buelens, Jan Goossens en David Van Reybrouck.

Luc Hermans – www.doorbraak.be

Luc Hermans, is een gepensioneerd kaderlid en geen lid van een politieke partij noch belangengroepering.